Europese economische culturen in hun historische context

Verslag DIA-Graduiertenkolleg met Werner Abelshauer, Erwin Dekker en Martijn Lak op 25-01-2013

door Katharina Garvert-Huijnen

Duitsland is veelvoudig in het nieuws met zijn goede economische cijfers – zeker sinds de kredietcrisis. Het land wordt traditioneel gezien als tegenpool van de Angelsaksische, Scandinavische of mediterrane economie. In de beeldvorming is een aantal constanten te vinden: maakindustrie, hoogwaardige technieken en scholing in combinatie met een sterke verzorgingsstaat. Maar klopt dit beeld van de Duitse economische cultuur ook en hoe verhoudt het zich tot andere Europese economische culturen? Op 25 januari 2013 had het Duitsland Instituut drie sociaal-economische historici uitgenodigd om naar aanleiding van deze vragen met elkaar en met de deelnemers van het Graduiertenkolleg in debat te gaan. Na een boeiende middag op het DIA kon je in elk geval concluderen dat er in het debat over de huidige economische crisis een rol is weggelegd voor historici.

Vooral Prof. Dr. Werner Abelshauser, onderzoekshoogleraar voor economische en sociale geschiedenis in Bielefeld ging in zijn keynote uitgebreid in op de (wortels van) de Duitse economische cultuur en vergeleek deze met andere Europese landen en regio’s. Het traditionele en tot de dag van vandaag succesvolle Duitse Rijnlandse kapitalisme kenmerkt zich volgens Abelshauser door “kooperative Interessenpolitik und Arbeitsbeziehungen, geduldiges Kapital, Hartwährungstradition, regionale Verbundwirtschaft (sehr wettbewerbsfähig),  Dichte Landschaft von Institutionen und Regeln, nachindustrielle Massschneiderei”. Dit economische model heeft volgens Abelshauser een lange traditie. De oorsprong van het Rijnlandse kapitalisme is al tot de middeleeuwse Hanze te herleiden, die als samwenwerkingsverband van kooplieden en steden vanaf de twaalfde eeuw rond de Noord- en Oostzee ontstond.

Maar Duitsland is volgens Abelshauser niet de enige Europese economische cultuur met een lange traditie. De meeste van deze culturen zijn op zijn laatst in de negentiende eeuw ontstaan. Juist het naast elkaar bestaan van die verschillende culturen maakt van de Europese kosmos vandaag zo’n ingewikkeld systeem. En hier is in Abelshausers optiek dan ook een van de belangrijkste oorzaken van de recente economische crisis te zoeken. De verschillende, door de eeuwen heen gegroeide Europese economiën kunnen volgens hem ook binnen een Europees samenwerkingsverband niet zo maar samengaan. Zelfs de Duitsers hebben ook na twee wereldoorlogen, ondanks hevige Amerikaanse druk, hun economische cultuur nauwelijks aangepast.

Volgens Abelshauser ligt de oplossing voor de recente crisis dan ook niet in het standaardiseren van  die uiteenlopende Europese economische culturen, maar in een gedifferentieerd economisch beleid, dat de verschillen tot uitgangspunt neemt. Juist dan kunnen de verschillende economische culturen maximaal profiteren van hun comparatieve institutionele verschillen. Omdat een Europese monetaire unie aan de andere kant juist een uniform economisch beleid vereist, is het nodig om binnen de EU naar een monetair systeem te zoeken dat bij deze aanpak past. Abelshauser beschouwt een koers in de richting van “eenheid in verscheidenheid”, evenals de daarbij passende regels daarom als de enige oplossing om op den duur een stabiel monetair en economisch samenwerkingsverband op het Europese continent te garanderen.

Abelshausers prikkelende keynote leverde veel nieuwe inzichten op, maar ook discussie. Binnen het Graduiertenkoleg werd de vraag opgeworden of de deels eeuwenoude verschillen tussen de Europese economische culturen inderdaad zo onoverbrugbaar zijn. Helaas was ook weer niet te veel tijd te verliezen. Na de keynote kwamen met Erwin Dekker en Martijn Lak twee jongere wetenschappers van de Erasmus Universiteit Rotterdam aan de beurt. Zij spraken over onderwerpen uit hun recent onderzoek. Hoewel met ‘de Oostenrijkse econoom en politieke filosoof Friederich von Hayek’ en de ‘Duits-Nederlandse economische en politieke betrekkingen 1945-1957’ hele andere onderwerpen aan bod kwamen, was de rode draad van de bijeenkomst eenvoudig in de invloed van historische processen en omstandigheiden op economische culturen en het denken over economie te vinden.

IMG_0372Erwin Dekker, die een proefschrift schrijft over Von Hayek als een van de voorvechters van het vrijemarktkapitalisme, presenteerde, na de bredere beschouwing van Abelshauser, een diepere blik in de ontstaansgeschiedenis van ons denken over economie. Onder de titel “Economic freedom and market discipline: Von Hayek and the Viennese School” betoogde Dekker dat Von Hayek de markt vooral zag als een deel van onze cultuur. De markt maakt vrijheid mogelijk maar heeft ook een disciplinerende, morele functie die essentieel is voor het functioneren van de maatschappij. De in 1899 in Wenen geboren Von Hayek was zich, in reactie op allerlei bedreigingen van het interbellum – de opkomst van de massapartijen, de hyperinflatie – bovendien heel bewust van de kwetsbaarheid van de markteconomie. Volgens hem gaat er van de markt een zekere morele werking uit. Maar omdat hij daarin nu ook weer niet al te veel vertrouwen had, ging hij op zoek naar een wettelijke en morele inbedding die de markt moest beschermen. De desastreuze ontwikkelingen tijdens het interbellum deden hem twijfelen of de moderne mens de normen en de discipline van de markt nog wel wilde accepteren.

IMG_0385Martijn Lak is een jaar geleden gepromoveerd en nu universitair docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij boog zich in zijn proefschrift onder andere over de vraag hoe de Nederlandse regering in ballingschap, maar ook andere, naar Engeland gevluchte lieden en de illegale pers in bezet Nederland erover dachten wat er na de oorlog met Duitsland moest gebeuren? Laks observatie is dat radicale opvattingen zoals het doodschieten van Duitse mannen, sterilisatie, annexatie en het langdurig gevangen houden van Duitse krijgsgevangen in Nederland een uitzondering bleven. De verklaring daarvoor was simpel: Duitsland was sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw Nederlands belangrijkste handelspartner. Velen in Nederland realiseerden zich dan ook dat een welvarende buur in het oosten van levensbelang was voor Nederland. Zonder het Duitse herstel was een Nederlands herstel onmogelijk. Hoewel in de loop van de oorlog, toen de omstandigheden in bezet Nederland steeds slechter werden, de houding van met name de Nederlandse regering in Londen ten opzichte van Duitsland harder werd, zagen ook na de Tweede Wereldoorlog weinig radicale maatregelen ten aanzien van Duitsland het licht. Volgens Lak kwam dit enerzijds door de internationale omstandigheden en anderzijds door het besef dat Duitsland in Europa zijn plaats moest krijgen.

Plaats een reactie